Woonwagenkamp de Berkenhof
Geschiedenis
In 1971 werd het regionale woonwagenkamp opgericht aan de communicatieweg. In de woonwagenwet van crm-minister Klompé stond dat er 50 kampen, met elk 80 wagens, compleet verzorgt met onder andere een eigen school, arts, ontspanningsruimte en welzijnswerk. Ze konden voortaan alleen nog in bepaalde centrumgemeenten een bijstandsuitkering krijgen. De 5 gemeenten, Velsen, Beverwijk, Heemskerk, Castricum en Uitgeest richtten in 1971 het regionale kamp aan de communicatieweg op. Het project kostten ruim 2,5 miljoen. Uit een krantenkop uit die tijd beweerden dat ze ‘van de hel naar de hemel’ gingen, maar veel woonwagenbewoners waren het daar niet mee eens. Ze werden teruggeworpen op een kleine gemeenschap met weinig ruimte en privacy, met teveel mensen met hetzelfde beroep en teveel mensen die ze niet als buren wilden hebben. Dit zorgde voor veel onderlinge conflicten. Dit alles riep veel extra vooroordelen en discriminatie op. In 1973 werd het kantoortje van de beheerder op het kamp vernield en in de jaren daarna zou het terrein steeds meer achteruit gaan. Overal kwamen sloop auto’s te staan, ze betaalden geen elektra meer en tapte illegaal af. De bewoners gingen zelf ook klagen over de hygiëne, verkeersdrempels en ze wouden in ieder geval privé douches. In dat jaar waarschuwde de voorzitter van het woonwagencentrum óók voor de explosieve sfeer die daar was ontstaan. Toch stond het kamp begin 1978 nog vol wagens en zou het tot 1981 duren voor de laatste 2 wagens van het kamp afgingen. De provincie had nu als taak gekregen een woonwagenplan op te stellen en gemeenten aan te wijzen voor kleine kampjes van maximaal 15 standplaatsen, bestaande kampen mochten blijven met maximaal 25 wagens. In het plan werden er 137 standplaatsen toegewezen aan de IJmond. Uit eindelijk werden dit er 146:
- 34 in Heemskerk
- 35 in Beverwijk
- 57 in Velsen
- 12 in Castricum
- 8 in Uitgeest
De kampjes in de IJmond zijn kleiner en nieuwer. Vriendelijke kleine gemeenschapjes, met tuintjes en trotse bewoners.
‘Van ons leven hoeven we geen huis. Ons ideaal, waar we al een jaar of 10 naar zoeken, is een eigen plaats waar we de wagen rustig kunnen neerzetten, met een tuintje er omheen zodat we alleen staan. Het gaat er niet om dat we in de wildernis staan of aan de rand van een dorp, maar dat we ons eigen plaatsje hebben. Dat stukje dat van ons is, dáár waar we eindelijk kunnen leven zoals we graag willen.’
‘Wonen’: dat is wonen in een huis. Wonen, dat doen de ‘burgers’. Die spreken ook over ‘huis’-vestiging. Woonwagenbewoners leven in een woonwagen. ‘In een huis woon je, in een woonwagen leef je’. ‘Keer op keer worden we gevraagd of we toch niet liever in een huis wonen, zal iemand ooit een flatbewoner vragen of hij niet liever in een woonwagen wilt wonen…?’
– citaten uit het boek ‘Wie het beter weet mag het zeggen, woonwagenbewoners aan het woord
Het woonwagenkamp waar ik nu op woon, de Berkenhof heetten eerst ‘De Tolweg'. Het kamp telt nu (16-6-2015) 14 woonwagens, met 34 mensen. Ik vind het leuk om hier te wonen, ik kan zo vaak als ik wil naar mijn opa en oma toe, en vroeger speelden ik vaak buiten met mijn neefjes en nichtjes. Of ik later op het kamp wil wonen, weet ik nog niet. Niet om het feit dat ik dan in een wagen woon, nee, dat zou ik juist willen. Maar de kans ik klein dat ik op dit kamp kan wonen bij mijn familie, en ooit zijn mijn ouders er ook niet meer. Ik denk dat ik dan het liefst in een huis woon. Maar niet in een rijtjeshuis, het liefst een vrijstaand huis midden op een weiland. Waar het lekker rustig is en ik veel ruimte heb.
Op dit filmpje zie je de ouders van mijn oma. Mijn overgroot zong en mij overgroot opa speelde accordeon. In dit filmpje praten ze over hun carrière in hun leven.
Op dit filmpje hoor je haar zingen en mijn overgroot opa op zijn accordeon spelen.